over een kaas met een gezicht, een dode vuursalamander & een linzenstoofpot met kampvuurresten
door Amber Vervloet
Op vrijdagmiddag 11 maart vertrok een groep van zo’n 25 Slopers naar Couvin, een stadje in Wallonië. De treinreis duurde maar liefst vier uur. Tijdens de treinreis werd er gepraat, gegeten en werd een enkeling bekogeld met een prop aluminiumfolie. Ook zijn we een keer bijna met de hele groep een halte te vroeg uitgestapt, in de middle of nowhere. De treinconductrice was zo vriendelijk ons op onze domme actie te attenderen. En toen we onze overstap dreigden te missen, regelde ze zelfs met de machinist en conducteur van de volgende trein dat ze even op ons zouden wachten. Wat een service!
Eenmaal aangekomen op het station van Couvin, hadden we één missie: Zorg dat je de volgende dag om 12 uur bij het kamp bent aangekomen. Iedereen had een wandelkaart bij zich. En iedereen had een slaapzak bij zich. Niet iedereen had een warme slaapzak bij zich, maar gelukkig was het een verassend warme en droge nacht. Om half elf ’s nachts begon team geel (Vasil, Max, Mart, Jaap en ik) vol goede moed aan de wandeling. Aan het begin liepen we vooral over verharde paden.
Op een van die paden werden we geconfronteerd met onze sterfelijkheid. We hadden in een verharde zijstraat een vuursalamander gevonden en ‘m een paar minuten van dichtbij bewonderd. Hij zat op het asfalt en bewoog zich erg langzaam voort. Toen hoorde we een auto aankomen. Wij gingen snel in de berm staan. De auto reed goed door en reed de salamander dood. Het was een pijnlijk aangezicht. Ik zal jullie een uitgebreide beschrijving van het lijk besparen. Wrang genoeg liepen we op de terugweg op zondag met de groep over precies dezelfde zijstraat. De dode 3D salamander was inmiddels verworden tot een 2D zwart-geel strepenpatroon op de weg.
Het was inmiddels een uur ’s nachts. We wilden slapen. De volgende ochtend zouden we vroeg opstaan, goed doorlopen en voor 12 uur het kamp bereiken. Dat was het goede voornemen tenminste. En zoals het met goede voornemens gaat, is dat uiteindelijk niet gelukt. Hoe dan ook, we zochten een bosachtig gebied op. In het bosje waar we stonden waren een paar bomen omringd met narcissen. De bodem was begroeid met klimop. We controleerden snel dat de wandelpaden niet te dicht langs onze tent liepen en bouwden een shelter. Het was een verassend goede nacht (en een lange nacht, als ik het vergelijk met mijn nachtrust op introweekend).
De volgende ochtend rond acht uur stonden we op. We ontbeten wat. Ik had melkpoeder met ontbijtmix. Gemengd met water was de melkpoeder verassend goed te eten. Max had zelfs wat cup-a-soup en een brandertje mee. Overdag waren de narcissen bij de bomen nog mooier dan ’s nachts. Om negen uur vervolgenden we onze tocht, met nog een lange weg te gaan.
Rond een uur of tien kwamen we langs een mooi plaatsje met een kasteel, een sierlijke brug over een rivier en een grote kerk. Helaas kwamen we geen open koffiebarretje tegen. Een uurtje later liepen we midden door de bossen. Ik stelde voor om de route af te snijden. Immers, we zouden 12 uur bij lange na niet halen en ik had pijnlijke blaren/wondjes op beide hielen. Vasil wilde echter graag de volledige 23 kilometer lopen. Dus liepen we verder.
Vanwege de blaren was ik erg blij met de pauzes die we af en toe namen. We hadden een stroopwafel pauze bij een keienstrandje aan de rivier. Max heeft een minicursus “hoe laat je een steen op het water stuiteren” gegeven. Terwijl Max, Vasil en Mart naar een uitkijkpunt liepen, bewaakten Jaap en ik de backpacks (lees: we lagen met schoenen uit een half uurtje te rusten in het gras bij een paar grote stenen en nootjes te eten.) Bij terugkomst probeerden Max ons jaloers te maken door in geuren en kleuren te vertellen hoe prachtig het uitkijkpunt was geweest: met een paar bomen op een klein eilandje midden in een groot meer. Later bekende hij dat het een bijzonder saai punt was en dat hij niet wist waarom dit überhaupt een uitkijkpunt zou kunnen zijn.
Uiteindelijk kwamen we om drie uur aan bij het kamp. We dachten dat we nog twee kilometer moesten. Maar toen we na een steile (en voor mijn hielen bijzonder pijnlijke) klim bovenkwamen, hoorden we opeens hard gejuich en geklap. Gelukkig hadden ze nog wat lunch voor ons overgehouden. ’s Avonds werd er linzenstoofpot met kampvuur resten gemaakt als avondeten. In tegenstelling tot de lunch van zondag (verzorgd door onze groep geel), hadden team blauw en team rood zowaar verse groente meegenomen. Iedereen had zoveel trek dat de kampvuurresten niet deerde.
’s Middags heb ik niet zoveel gedaan. Een beetje rondgehangen om het kampvuur en een shelter gebouwd. Andere mensen waren gaan zwemmen. ’s Avond gingen we nog weerwolven met een groot deel van de groep. Op het einde van het tweede potje waren er nog drie mensen over: Roland, Justin en ik. Ik moest raden wie van de twee de weerwolf was, Justin of Roland. Ik gokte goed: Justin was de weerwolf. (Geen zorgen, de familieverhoudingen zijn nog intact. Dat denk ik tenminste.)
De volgende ochtend begon met het geluid van houthakken. Onze shelter had een beetje gelekt, maar de slaapzakken waren gelukkig alweer droog voordat ze werden ingepakt. Onze groep was aan de beurt om lunch te maken. Voor de afwisseling hebben we linzenstoofpot met kampvuurresten gemaakt. Toch was het anders dan het avondeten: wij hadden wraps mee (geen rijst) en wij hadden er geen verse groenten in gestopt (veel te veel gewicht in verhouding tot de maagvulling). Bovendien hadden wij Louis mee. Louis was een kaas van 1.5 kilo waarop Vasil een gezicht had getekend met permanent marker. Het is niet goed met Louis afgelopen: hij is opgegeten (maar was wel erg lekker).
Na de lunch vertrok ik met een groot deel van de groep richting een rotspartij. Het zag er mooi uit. Een glooiende heuvel begroeid met gras en een paar bomen. Middenin die heuvel was opeens een gat met allemaal grote rotsen. Uiteraard werden deze rotsen beklommen door een groot aantal Slopers. We trokken verder, om op tijd bij het station aan te komen. Onderweg kwamen we een groep dertigers uit het Midden-Oosten tegen. Hoe het tot dit punt was gekomen, weet ik niet. Maar aan het einde van het gesprek deed de hele groep Slopers een typische Hollandse dans (de kabouterdans uiteraard), mét backpack op. Als tegenprestatie zong de andere groep een traditioneel lied en deed de bijbehorende volksdans.
In de buurt van het station is een Mc Donalds. Ik liep een beetje achterin de groep. Toen we in de buurt van het station kwamen, zag ik dat het voorste deel van de groep recht op de ingang van de Mc Donalds afliep. Bij de Mc Donalds hebben ze namelijk cappuccino J Na een grote beker cappuccino en een toiletbezoek, liep de groep verder naar het perron. Op het perron wachtte een aangename verassing: Terwijl wij naar de rotspartij waren vertrokken, was de orga bij het kamp gebleven om op te ruimen en had Ymke twee pannen vol bananenpannenkoekjes te bakken. Het was welkome maagvulling en nog erg lekker ook!
Toen restte nog slechts de terugreis. En die duurde lang! De trein waar we inzaten kon niet verder rijden in verband met een botsing met een persoon. We hebben bijna drie uur moeten wachten op het kleine station Bruxelles-Midi – totdat er een bus kwam om ons naar het station van Antwerpen te brengen. Gelukkig was er tegenover het kleine station een drankwinkel. De verveling sloeg dusdanig toe dat er muziek op werd gezet en dat we op het station de Rasputin hebben gedanst. Ook gelukkig was dat Gonzalo mee was op reis – hij spreekt vloeiend Frans en kon aan het ondersteunde personeel op het stationnetje duidelijk maken dat we al meer dan twee uur stonden te wachten.
Om acht uur terug zijn in Delft was inmiddels niet meer haalbaar. Rond tien uur arriveerden we uiteindelijk op het vertrouwde station van Delft. Ter afsluiting hebben we met een groot deel van de groep döner op – bij de concurrent van Karim. Karim had geen tijd voor een grote groep hongerige Slopers. Eenmaal thuis viel ik vrijwel direct in slaap. Het was wel een beetje jammer dat ik de volgende ochtend om negen uur een kennismakingsgesprek met een bedrijf had .
Tot slot wil ik de BuC bedanken voor het organiseren van het winterweekend. Het was weer een leuk weekend.